P44
Naar "La cuisine des Fous"
De
vriend Edgar Tant heeft me vandaag een paar boeken meegebracht,
ter lezing. Het zijn "les Hors-le-Vent" en "Les
Clartés latentes" door Frans Hellens. In "Les Hors-1e-Vent"
lees ik "La cuisine des fous", het was eigenlijk daarvoor
dat ik het boek in bruikleen vroeg. Ik heb mij echt
verkneukeld bij de lectuur ervan. De typen:zijn
goed geschilderd. Nochtans wil ik ter verduidelijking enige
ophelderingen geven.
Voor de oorlog 1914-18 kwam
ik nogal dikwijls bij de conciërge der Universiteit (Volderstraat)» Emile Van Voren en niet
"Monsieur Charles" zoals Frans Hellens hem noemt. Vergaderingen
zoals in het boek voorkomen woonde ik nooit bij, alhoewel ik af en toe kennis
maakte met de een en de ander»
"La Corneille" beter gekend onder de naam van
"Cies de Kale" (Georges Van de Waele), schilder en
niet beeldhouwer zoals in 't boek, ook niet
"Bernard", kwam er op ongeregelde uren binnen,
was immer luidop tegen zichzelf aan 't babbelen» nam ©en sigaarke uit een
kokertje dat midden de keukentafel stond, stak het aan en verdween gewoonlijk
zonder iemand te hebben gegroet
of aangesproken Zijn tekenboek onder de arm, cigarillo tussen de lippen, liep
hij gewoonlijk midden de straat luidop aan 't babbelen.
"Emile"
de conciërge
had soms dienstorders te vervullen en verdween voor een
tijdje tussen de zuilen 't eigenlijke hogeschoolgebouw binnen.
Ik heb enkele schilderstukken gemaakt, eens de
keuken, die een echt interieur van oude prentenverzamelaar of P45
beter antiquair zou kunnen zijn, en een paar maal zijn salontje, een
klein museum. "De keuken", berust op 't ogenblik
bij mijn schoonbroer Emile C. , "Het Salontje", l
exemplaar is eigendom van Mme E.D., en het tweede verkocht
ik destijds aan de ondernemer M.
Soms kreeg ik bezoek van
"Cies" die vond dat ik te lang stond te werken aan 't schilderij, dat
men onvermijdelijk een resultaat moet bekomen, en dan verdween zonder
boe noch ba te zeggen, de keuken door passeerde, een sigaartje nam,
het aanstak, en de straat op liep immer maar raaskallende
over "de lente". Nooit heb ik goed begrepen wat hij
uitkraamde, doch nu sinds ik het werk van Frans Hellens
las, weet ik beter wat er van is.
Een avond was ik
uitgenodigd op 't atelier van Constant Permeke, in 't Paterhol.
Cies had ook zijn werkhuis in dat deel van 't oud klooster in de
Kalversteeg. Ciea was boven en Constant beneden. Men ging naar
boven langs een draaiende stenen trap. Na de Academie, was ik
met Constant mede gegaan, men zou er eens iets beleven dat
niet alledaags was. Constant had een blikken doos genomen en een lang
touw er aan vastgehaakt. Hij had de doos voor de deur van het atelier van Cies
geplaatst, het touw langs de muur gelegd tot binnen in zijn eigen
werkplaats en de deur om zo te zeggen dicht gedaan.
In afwachting van de komst
van Cies zaten in ‘t donker een pijp te roken.
Cies die in zijn oude dagen ook nog naar de Academie ging, ik meen
mij te herinneren dat hij daar de leergang van modeleren volgde, van
waar Frans Hellens hem misschien als beeldhouwer wilde doen doorgaan,
hoewel ik het betwijfel daar het boek voorzeker vroeger geschreven
is, Cies dus kwam ook huiswaarts na de lessuren, doch niet de
kortste weg nemend was hij ver na ons.
p46
Daar was hij.
"Als ge mij dezen nacht niet slapen laat...enz...enz..." Cies klom de trappen
op. Aan zijn deur gekomen, trok Constant aan ‘t
touw, de doos kwam met veel geluid van de trappen gerold en Cies daaracnter al roepend
en tierend.
"Die srn.... ze gaan weer herbeginnen,zij gunnen mij geen
ogenblik rust, ik zal naar de gendarmerie gaan, ik zal ze wel vinden die
smerige ros... . Ach ge wilt Mij niet laten werken en in den nacht mag ik niet slapen,
ge zit weeral met uw lentillé’s op mij omdat ik
geen proporties meer zou zien.”
Cies weer naar boven en Komt terug Met
de deuren zijner
kleerkast die hij op de koer gooit en er begint op te stampen.
"Ha, rosse, nu zit ge buiten en ge komt van nacht niet meer binnen,"
Hij weer naar boven. Zijn deur wordt dicht gestampt met groot geweld. We
horen hem Daar immer babbelen en rondlopen.
We verdwijnen; Constant (soldaat
zijnde) naar de kazerne, en ik huiswaarts,
Als we buitenkomen staat de conciërge met zijn vrouw in
hun deurgat,
met een zekere schrik op hun gelaat, alhoewel ze dat liedje van
"Cies met zijn lente" kennen. "Hij heeft het
weer eens zitten." zegt de vrouw, terwijl haar man Paul (kuiper van beroep), met
een stenen pijp -tussen zijn tanden achter haar staat en zwijgt.
Frans Bellens zegt niets te weten van
die "deux parentes, viailles et cupides",
doch'"Emile" heeft me eens verteld dat het twee tantes waren van Georges
Van de Waela, die er redelijk goed voorzaten en Georges aanrieden, destijds, geen schilder te worden. In zijn jonge jaren moet hij wel goed werk gemaakt hebben en een zekere lokale faam genoten
hebben.
P47
Mijn vriend Maurice Dupuis, huidig conservator van ‘t
museum in 't park te Gent, kreeg vroeger speciale schilderles
van Van de Waele. Dit was in de tijd dat ik
met Maurice (schoolkameraad) ‘s zondags naar buiten ging schilderen.
Bijna altijd naar Wondelgem. Ik was- zowat dertien of veertien
jaar, Maurice misschien een weinig ouder. Hij sprak me dan met veel respect over zijn
leraar en vertelde me ook een en ander.
Maurice mocht niet
schilderen van zijn moeder, of beter geen schilder worden, hij
moest naar de Nijverheidschool voor mekaniektekenen. Ik zou na
schooltijd graveur worden Maurice
werd tekenaar, verliet Gent voor vela jaren, kwam terug,
werd leraar aan de Nijverheidsclool. Begon weer in 't openbaar
als schilder vooruit te komen en is op dit ogenblik "Conservator van
't museum van Gent (schilderijen, beeldhouwwerken,
etsen, enz.) in 't Park.
Ik werd graveur bij
Armand Heinz, liet dit in plan om te schilderen en werd in
1931 leraar aan de Academie der stad Kortrijk, leergangen
Tors, antiek beeld, Levend model, proportieën, ontleedkunde,en al wat
het schilderen betreft.
's morgens vroeg,
ongeveer 5 uren, 's zondags ging ik Maurica halen» ik woonde Bijlokevest 21
of 23 (de nummers zijn soms veranderd), en Maurice Van
Wittenbergstraat (Rabot) juist naast den geuzentempel.
Bijna altijd was er discussie bij de Dupuis. Maurice mocht niet mee;
zijn moeder, een weduwe met drie kinderen (wel geen kleine kinderen
meer) verzette zich, alsook zijn zuster. Het was daar een onder en boven lopen
en discussiëren zonder ophouden, tot
gewoonlijk Maurice me kwam vragen maar op te stappen, dat hij mij wel zou inhalen.
We bleven gewoonlijk de ganse dag, en werden soms vervoegd
door enkele kameraden. Gewoonlijk als we te Gent terug waren, was het
gezelschap aangedikt; zo waren daar de
P48
“Lempierre's" die ik niet verder gevolgd heb in
't leven, een der "broers is jong gestorven, en ook was Jules
Jaxx gewoonlijk in 't gezelschap, deze is de gekende hoedenmaker
die nu op 't ogenblik een tentoonstellingszaal openhoudt op de hoek Kouter en
Zonnestraat te Gent; hij is de schoonvader van de eigenaar der
tentoonstellingszaal "Bruninckx", te Brussel aan
de Porte Louise, Avenue de la Toison d'Or.
In
"La cuisine des Fous", is er spraak van "Jules, 1e caricaturiste",
dit moet Jules De Bruycker zijn, de welbekende
etser van groot talent.
Emile vertelde mae eens hoe hij er toe gekomen is
van Jules De Bruycker,
tapissier garniseur, die ook tekende en akwarelleerde, de grote
vermaarde etser te maken.
Jules volgde de
leergangen ter Academie, en zag met leedwezen dat veel
medeleerlingen als jonge kunstenaars stilaan naam verwierven
als kunstenaar.
Zekere dag ging het hem te ver, en kwam da vermaarde
keuken binnengestoven met uitpuilende ogen en woedeschuim op de lippen,
raaskallende dat hij aan einde aan zijn leven ging stellen
en in de Leie springen.
Emile kalmeerde hem, want
eenvoudige conciërge
zijnde had hij zijn kerels wel in zijn hand en kon ze temmen. Hij
vroeg hem goed te overdenken vooraleer iets uit te voeren, "Breng
mij enige studies" zo zegde Emile "ik zal ze voor u aan
de man brengen."
Het lukte, Jules was gekalmeerd, en bracht het
gevraagde. Emile, als conciërge in kontakt zijnde met hoogleraren
en andere vooraanstaande intellectuelen verkocht- van tijd tot
tijd een werkje. Hij gaf Jules de goede raad met het verdiende
geld verder te werken en niet op zwier te gaan. Iedere maal als
Emile iets verkocht had, eiste hij van Jules een ander werkje.
Jules" maakte ook etsen, Emile verkocht ze voor hem. Emile
sprak enkele kunstkritici over De Bruycker,
P49
ze schreven artikelen met veel lof, en Jules De
Bruycker was goed op dreef en gered.
Een avond dat ik in de
stad wandelde, ontmoette ik Emile,
altijd met zijn twee zwarte hondjes aan den band, een
sigaartje in de mond, doch nogal zenuwachtig want zijn puntbaardje
wipte gedurig omhoog en scheen de asse van zijn sigaar te willen afgooien,
Emile, zeer plechtig en aangedaan :
"Jules, hebt ge soms niet een van die heilige
tegengekomen, ge weet wel wie ik bedoel ?"
Ik,onwetend in die kwestie, kon daarop niet antwoorden.
We liepen een poos naast elkander, toen Emile ineens een postkaart
uit zijn zak nam en driftig zegde : "De kerel die dat geschreven heeft zal
weten aan wat prijs :" Ik wist
nog altijd niet waarvan sprake.
Daarna vartelde hij mij het gebeurde.
Jules De Bruycker had een schilderij gemaakt, de "Lochte
Gentenaars”, een dansfeest (volksfeest) dat gewoonlijk in die
tijd op de oude beestenmarkt plaats greep op Gentse Kermis. Emile was een
avond laat met net schilderij onder de arm gaan aanbellen bij Minne, de
beeldhouwer (naderhand baron geworden), deze was reeds te
bed en had uit zijn venster tot Emile gesproken. Emile
had met veel "emphase"
over het schilderij gesproken, volgens hem een echt meesterwerk,
Minne,
gestoord in zijn slaap had hem zenden wandelen.
Een paar dagen
nadien ontving Emile een kaart vanwege Mme. Braun (vrouw van toenmalig burgemeester van
Gent), waarin gevraagd werd het schilderij ter inzage te brengen bij
haar thuis, Koophandelsplaats.
Emile, niet vermoedende dat men hem iets aan 't
bakken was, was direkt opgetrokken met 't meesterwerk van zijne
Juul... Wat
een teleurstelling als men hem zegde dat Mme Braun niets geschreven had en het dus een vals bericht was, (valse stempel en vals handteken.) (De stempel
was eigenlijk niet vals doch
valselijk gebruikt.)
P50
Nu, die avond dat ik hem ontmoette, wilde hij te
weet komen vanwaar dat uitkwam. Hij koesterde verdenkingen tegen
Minne, doch nog meer tegen Albert Servaes, die toen reeds
die heiligen schilderde, met hele karrevrachten, (Albert Servaes, op
dit ogenblik opgezocht om zijn vuile houding tijdens de
bezetting 194.-45)
Emile was het hart in,
heeft nooit geweten wie de aanstoker was, doch vertelde me eens dat
men wist wie het vals handteken gezet had en de stempel gebruikt,
en dat die kerel, een officieel ambtenaar, goed zou gestraft worden.
Jules De Bruycker heeft meer dan een
tekening gemaakt naar "Cies de Kale”1,
ook bestaat er een ets van "Cies met een vogel, waarschijnlijk een
kale"; deze is prachtig gelukt, een
echt meesterwerkje.
Om een beter gedacht te
hebben hoe die bezoekers van "La cuisine des fous" met
elkander omgingen,"wil. ik nog iets vertellen dat ik van
Emile zelf vernam. Het gaat over "Cies",
"La Corneille".
De gewone gasten van Emile hadden waarschijnlijk in
"Cies" een speelbal gevonden, en allen hielpen mede om hem
te doen gaan.
Zo hadden se hem eens in
zijn hoofd gepompt dat hij zo wonderbaarlijk
geleek op een zekere Mr. Blommaert, die destijds woonde in een groot
burgershuis dat tegen St. Niklaaskerk
aanleunde rechtop de
Posthoornstraat te Gent. Volgens hen kon het niet anders of "Cies" moest een natuurlijke
afstammeling ervan zijn.
Ze deden hem in de spiegel zien en hem persoonlijk overtuigen van wat
ze hem opdisten. Cies scheen daar niets van te begrijpen,
doch zijn vrienden van "Ia cuisine des fous" brachten
hem wel aan 't verstane dab er iets mede te doen was. Ze vonden dat hij moest
trachten een voet ia huis te krijgen om zodoende met zijn echte natuurlijke vader
in kontakt te komen. Men kwam
tot het besluit dat
P51
onze "Cies" met de meid moest kennis maken
en dat dit het beste en afdoendste middel was. Zo gezegd zo gedaan. Na
zijn kop te hebben op hol gebracht was hij vast besloten het
plan ten uitvoer te brengen.
Het lukte; Cies begon met
de keukenmeid en had vlug een voet in huis, of beter in de keuken;
van tijd tot tijd mocht hij komen delen van de brokken en raakte
helemaal op dreef.
De vrienden van Emile waren tevreden over de uitslag,
en lieten niet bij de eerste gelegenheid de bol van
"Cies" nog meer op hol te brengen.
Nu moest nog 't voornaamste gebeuren, in aanraking komen
met Mijnheer, hoe dat zou moeten geschieden bleef voor
"Cies" een raadsel.
Een avond was hij weer aan huls, in de keuken natuurlijk,
bij de Blommaerts. Na wat gegeten te hebben, verzocht de meid,
die waarschijnlijk Marie heette, onze “Cies” om boven op haar kamer te gaant daar ze moest
opdienen, er was groot bezoek en ook gevaar dat Mme. wel eens in de keuken
zou komen.
Onze goede
"Cies" trok naar boven, doch het wachten, dat
te lang duurde, verveelde hem en hij liep op de palier over en weer. Het was er donker.
Mme. die gerucht hoorde boven, wilde eens zien wat daar gebeurde.
Cies, hoorde voetstappen op de trap, kon het niet meer houden van verveling, en
zegde nogal luidop en zijn handen uitstekend om de persoon aan te raken die naderde
: "Zeg, Marie,
't begon mij hier nogal te vervelen, het was tijd dat ge daar
waart."
Wat een ontploffing
als onze "Cies" vernam dat niet Marie maar Mme voor hem
stond, hem direkt buitenwalste en Marie die uitleg moest geven
insgelijks aan de deur werd gezet.
P52
Wat
een ontgoocheling !! En of de vrienden uit
"la cuisine
des Fous" "La Cornaille" deden gaan !
"L’homme qui avait
tué
sa mère" Zag
er uit als "La Corneille" en zou zelfs voor zijn broer kunnen doorgaan. Het
was een zekere "Verviers" die woonde in die tijd enkele huizen voorbij mijn
woonst op de Bijlokevest. Dan was het een beenhouwerswinkel, naderhand werd het een
viswinkel.
De familie van de vleeshouwer "Serafién" was juist zoiets dat pasta bij kerels
als "Verviers".
Hij betrok een kamer op ’t eerste, zag er altijd schuchter en zeer teruggetrokken uit, de
schouders opgestoken en slappen hoed over de ogen
getrokken. De beenhouwer had een
dochter "Idalie", die nog gediend had in een bordeel langs de
haven te Antwerpen. Menigmaal kreeg
"Verviers" nachtelijk, bezoek van "Idalie", hij dacht ook vervolgd te worden zoals "Cies”
van de lente, vluchtte van de ene
hoek der kamer naar de andere, onder bed, over bed, en als hij
kans zag de deur uit, trappen af en de
straat op, tevreden eindelijk verlost te zijn van zijn kwelgeest.
"Idalietje" gaf niet op, doch onze kloeke
"Verviers" "L'hommee qui avait tué sa mère" verhuisde en kon zo
aan de bekoring ontsnappen.
In "La
cuisine des fous” Kwam een apotheker, beter gezegd een hulpapotheker, als
habitué;
dit kan die "baron" zijn waarvan spraak is. Daar vernam ik niets
bijzonders van, dit was misschien maar vulsel,
hoewel "Eimile" vond dat het een
"intelligence" was.